– Bij verschillende soorten is een onderverdeling naar herkenbare kleden gemaakt. Door verschillende ongunstige omstandigheden kan het voorkomen dat het kleed niet in alle gevallen genoteerd werd. Dit heeft tot gevolg dat het totaal voor de desbetreffende soort vaak hoger is dan de som van de aantallen die vermeld zijn bij de diverse kleden. – In de totaalstaten van 3.1. zijn ook de aantallen ter plaatse verblijvende ex. opgenomen. In het algemeen is dit aantal samengesteld uit de som van de periodemaxima . Als het duidelijk om dezelfde vogels ging is deze methode uiteraard niet gevolgd . Zulke gevallen kunnen zich bv. voordoen bij Kuifaalscholvers die soms maandenlang op dezelfde plaats kunnen verblijven. – In de totaalstaat zijn geen aantallen van de meer algemene meeuwen opgenomen. Aan de Hondsbossche werden weer alle Grote en Kleine Mantelmeeuwen, alsmede de Storm- en Kokmeeuwen geteld. Zie hiervoor de tekst en de figuren. – In totaalstaat 3.1. zijn bij Visdief en Noordse stern geen totalen voor Zuid- Holland opgenomen, omdat slechts op een betrekkelijk klein deel der kaarten hierover aantekeningen gemaakt was. De aanduiding Visd/no.st tot. heeft hier betrekking op de som van de aantallen Visdiefjes + Noordse sterns + “visd/no st” – In totaalstaat 3.1. zijn ook de stootvogels opgenomen. In veel gevallen heeft het aantal dat vermeld staat in de t.p. – kolom betrekking op vogels die recht uit zee kwamen ( bv. Velduil ). – In 3.2. zijn geen ter plaatse verblijvende steltlopers opgenomen. De soorten waarvan wel op diverse plaatsen verblijvende ex, werden gesignaleerd zijn in de lijst van een + teken voorzien. Voor bijzonderheden zie de tekst. – In totaalstaat 3.2. is aan de rechterzijde ook een kolom TOTAAL opgenomen. In deze kolom zijn de hier en daar ter plaatse verblijvende vogels niet meegeteld.