Het voorjaar van 1984 werd gekenmerkt door een stormachtige januarimaand, waardoor regelmatig jagers en stormvogels werden waargenomen. In de maanden april en mei werd met name van Bonte Strandlopers, Dwergsterns en Zwarte Sterns sterke doortrek waargenomen. In juni werd tijdens de passage van een storing, waarbij het wind uit W tot NW was, de Noordse Pijlstormvogel in ongekend grote aantallen gezien. Het aantal uren wat werd ingestuurd verschilde niet noemenswaardig met de voorafgaande jaren. Wel trad er een verschuiving op in de tijd van het jaar waarin er geteld werd, wat het sterkst naar voren komt in het Waddengebied. Hier was het aantal waarneminguren in januari, februari en juni zo laag dat er geen uitspraak gedaan kan worden over de trek in die periode.