De laatste jaren vindt men in de stedelijke gebieden steeds meer de twee soorten van het geslacht Liefdegras: Klein Liefdegras Eragrostis minor Host en Straatliefdegras E. pilosa (L.) Beauv.(Heukels & van der Meijden, 1983). Deze soorten, die oorspronkelijk uit de warm-gematigde streken komen, gedragen zich als echte cultuurvolgers. Ze voelen zich uitstekend thuis in spleten van allerlei plaveisel van zoals: trottoirs, wegen, parkeerplaatsen en verder op spoorwegemplacementen. Bij het stationsterrein van Amersfoort komen belde soorten gezamenlijk voor. Klein liefdegras werd in Nederland voor het eerst in 1896 te Deventer gevonden, bij het bekende Pothoofd. Kort na de eeuwwisseling verscheen de soort in Rotterdam. Straatliefdegras werd daar pas in 1958 gevonden (Mennema et al., 1980). Vanuit Rotterdam hebben de beide soorten zich waarschijnlijk verder over de rest van Nederland verbreid (van der Meijden & Veeda, 1982). Momenteel komen beide Liefdegrassen in meer dan 70 uurhokken voor; de opmars lijkt niet meer te stuiten (Koster, 1984).