De Kwartel Coturnix coturnix is in ons land een schaarse broedvogel met jaarlijks sterk wisselende aantallen. In ”topjaren” kunnen enige duizenden Kwartels in Nederland verblijven. Dit is een veelvoud van de aantallen in de tussenliggende jaren. Bekende kwarteljaren in de tweede helft van deze eeuw waren 1960, 1964 en 1970 (Texeira 1979). In 1983 werden hoge aantallen vastgesteld in Zuldwest-Drenthe (Bijlsma & van Dijk 1990). In Friesland is de soort in het algemeen uiterst schaars (van der Ploeg e.a. 1976). De laatste Jaren wordt de Kwartel echter zo nu en dan aangetroffen in kruidenrijke hooilanden in het Lage Midden van Friesland (Altenburg & Vijmenga 1987, Visser 1987). In de loop van het broedseizoen van 1989 bereikte mij van diverse kanten geluiden dat 1989 een uitzonderlijk goed kwarteljaar was. In verschillende delen van het land werden tientallen, soms honderden vogels vastgesteld (SOVON, 1989). In deze bijdrage wordt een overzicht gegeven van de Friese situatie: deels eigen waarnemingen, maar vooral een samenraapsel van waarnemingen van vogelaars uit alle hoeken van de provincie. In figuur 1 zijn alle verzamelde waarnemingen gepresenteerd. Met uitzondering van grote delen van het Lage Midden, de ”greidhoeke” en de zuidwesthoek van Friesland werden elders overal Kwartels vastgesteld. Het overzicht is verre van volledig. Daarom mogen we aannemen dat zeker in het gehele noorden, oosten en zuidoosten van Friesland Kwartels aanwezig zijn geweest. Voor zover kan worden nagegaan, waren de aantallen in het noordoosten en zuidoosten van de provincie het grootst. In de polder Nieuw Kruisland bij Kollumerpomp werden mogelijk dichtheden bereikt van 2 per 100 ha (A. Timmerman, Oostermeer), terwijl in het gebied ”De tachtig bunder” ten westen van het Fochteloërveen alleen al enkele tientallen vogels werden gehoord (J. Mulder, Ravenswoud; J. Oosterloo, Appelscha). In andere delen van de provincie werden slechts enkelingen of kleine aantallen aangetroffen (ten hoogste 5 vogels).