Uit het onderzoek van het Landelijk Dagvlinder Project (Tax 1989) blijkt dat de Zilveren maan (Clossiana selene) sinds enkele tientallen jaren in Nederland sterk achteruit is gegaan. De soort staat nu te boek als vrij zeldzame standvlinder in moerassen en vochtige graslanden. In het Beschermingsplan voor Dagvlinders (Ministerie van Landbouw en Visserij, 1989) is de Zilveren maan één van de ”prioritaire soorten”, die speciale maatregelen vergen. Het voorkomen van de Zilveren maan is tegenwoordig hoofdzakelijk beperkt tot reservaten. Hoe gaat het met de Zilveren maan in N.O.-Friesland en wat kunnen we doen om te zorgen, dat deze parelmoervlinder er blijft vliegen? Dat is het onderwerp van dit artikel. In het noordelijk deel van het Friese vasteland is de Zilveren maan reeds lang bekend van laaggelegen moeras en hooiland ten oosten van de lijn Dokkum-Leeuwarden. Lempke (1985) meldt de soort van Aldtsjerk, Hurdegaryp en Kollum (jaar wordt niet vermeld). Ter Haar (1928) vermeldt een afwijkend exemplaar bij Kollum. De Atlas van Nederlandse Dagvlinders (Tax, 1989) meldt de Zilveren maan in N.O.-Friesland vóór 1981 van zeven atlasblokken en van 1981 t/m 1986 slechts van één blok (06-43). Het betreft de populatie van het Ottema-Wiersma reservaat te Hurdegaryp (figuur 1), in beheer bij ”It Fryske Gea”. De geïsoleerde ligging van deze belangrijke populatie, uitgezet tegen de sterke achteruitgang van de soort, nodigde uit tot onderzoek.