Het Koevinkje kwam vroeger op veel plaatsen langs de kust voor. Tegenwoordig is er alleen op Terschelling nog een grote populatie. Op dit eiland leeft deze vlinder in een specifiek landschapstype, het elzensingelgebied. Het artikel heeft eerder gestaan in het tijdschrift Vlinders (1993, nr. 1) In vrijwel gelijkluidende versie. Het Koevinkje Aphantopus hyperantus komt in Nederland vooral voor in de overgang van vochtig loofbos, met name elzenhakhout, naar vochtige en schrale hooilandjes (Tax, 1989). In dit overgangsgebied staan meestal bloeiende ruigtekruiden die het Koevinkje als nectarbron benut. Vooral Braam Rubus spec. wordt als nectarplant in de literatuur gemeld (Tax, 1989). Het Koevinkje heeft één generatie per jaar en vliegt vooral in juli en de eerste helft van augustus. De vlinder zet de eitjes af op verschillende grassoorten. Daarnaast speelt beschaduwlng en windbeschutting een rol. De aanwezigheid van een bosrand of boomsingel is daarom belangrijk.