H. Feenstra uit Appelscha onderzocht in 1993 niet alleen het Fochteloërveen op broedvogels (Zie Twirre 4 (4): 10), maar ook de Duurswouderheide. Evenals in het Fochteloërveen-verslag zijn ook deze keer verspreidingskaartjes opgenomen en wordt een overzicht gegeven van waarnemingen van niet-broedvogels. Naast een bespreking van de resultaten wordt in het rapport nader ingegaan op het aantalsverloop gedurende het broedseizoen van de hier goed vertegenwoordigde Geoorde fuut. De ruim 150 ha grote Duurswouderheide, één van de grootste Friese heidevelden, ligt enkele kilometers ten zuidwesten van Bakkeveen. Het is een door bos omgeven geaccidenteerd heideterrein, dat bestaat uit zowel droge als vrij natte, voor een aanzienlijk deel sterk met Pijpestrootje vergraste heidevegetaties. Meest opvallende elementen zijn wel de zeven vrij grote dobben die in het gebied liggen. De dobben bestaan grotendeels uit open water, met langs de oever meestal soortenarme Pitrusvegetaties. De massale aanwezigheid van Pitrus is een aanwijzing voor een storingssituatie, waarschijnlijk veroorzaakt door de tot voor een aantal jaren langs waterstanden in de dobben en de verrijkende werking van mest van broedende Kokmeeuwen. In de Jaren ’80 zijn sloten die zorgden voor de afwatering van de dobben gedicht, waardoor de waterstand in de dobben weer hoger werd. In de waterhuihoudkundige situatie is, als gevolg van ruilverkaveligswerkzaamheden in het omliggende gebied, de afgelopen decennia enige verandering opgetreden. De grondwaterstand daalde enigszins waardoor een lichte verdroging optrad. Er worden echter pogingen gedaan de oorspronkelijke waterhuishoudkundige situatie weer te herstellen. Het beheer van de heide bestaat verder uit plaggen, begrazen met schapen en runderen en plaatselijk maaien van pijpestrovegetaties. Voor het publiek is de heide alleen toegankelijk op de voornamelijk rond het gebied lopende paden. Door de heide loopt slechts één zandpad.