De zomer van 1995 is de zomer van de dagpauwoog. Het massale voorkomen van de dagpauwoog is opvallend, maar niet onverklaarbaar. Vlinders staan er om bekend dat de aantallen waarin ze voorkomen van jaar tot jaar heel sterk kunnen schommelen. Van de honderden eitjes die een vlinder legt brengen in gewone jaren niet meer dan drie of vier het tot vlinder. De rest wordt als ei, of later als rups of als pop, het slachtoffer van schimmels, parasieten of vogels. De omstandigheden dit jaar zijn uitzonderlijk gunstig geweest voor de dagpauwoog. Er waren dit jaar niet extra veel overwinteraars, maar de rupsen die in mei en juni uit hun eitjes gekomen zijn, hebben het uitzonderlijk getroffen. Juni was een warme, vochtige en dus groeizame maand. De brandnetels, waar de rupsen op leven, groeiden goed en waren erg eiwitrijk. De rupsen zijn erg snel gegroeid, waardoor de kans om opgegeten te worden veel kleiner was. Het aantal parasieten kon geen gelijke tred houden met het aantal rupsen, zodat vele rupsen het tot vlinder hebben gebracht.