Misschien met uitzondering van de vogels is er geen diergroep die vaker in gedichten, sprookjes of liederen wordt genoemd dan de vlinders. Hans Christiaan Andersen, Boudewijn de Groot, Martine Bijl, George Brassens, allemaal bezingen ze de vlinders. Papillon, butterfly, schmetterlinge, vlinders. Alleen al de woorden roepen bij velen bepaalde associaties op. Fladderen, zomer, onbezorgd, verliefd. Ik denk dat de meeste vlinderaars zich daardoor niet meer zo aangesproken voelen. Natuurlijk speelt ook bij hen het gevoel een rol. Maar dan vertaald in omgang met de natuur, drang naar kennis en oog voor detail. Anders dan vogelaars en botanici leggen juist zij de verbinding tussen plant en dier.