In dit artikel wordt de sterfte beschreven van Scholeksters aan de Friese kust in de winter van 1995/1996. Verder wordt ook enige aandacht besteed aan sterfte onder Wulpen. Als gevolg van aanhoudende vorst in combinatie met een straffe oostelijke wind was het voor een groot deel van de vogels onmogelijk voldoende voedsel te vinden. Een deel van de vogels stierf ter plaatse, een ander deel van de Scholeksters trok weg naar de Waddeneilanden, de kust van Noord- en Zuid-Holland, het Deltagebied en Frankrijk. In de Nederlandse gebieden trad daarna ook weer grote sterfte op als gevolg van de heersende winter; in Frankrijk werden veel vogels geschoten. Dood gevonden aan de Friese kust werden 1513 Scholeksters en 247 Wulpen. Bij de Scholeksters waren het vooral jonge en mannelijke dieren, bij de Wulpen daarentegen vooral oude en mannelijke vogels. Uit de terugmeldingen van geringde Scholeksters valt af te leiden dat vooral vrouwen de Friese kust hebben verlaten. Naar schatting zijn er aan de Friese kust mogelijk wel 10.000 Scholeksters en Wulpen gestorven. Van de broedpopulatie bij Holwerd van 1995 was in 1996 naar schatting 15 tot 20% gestorven. De broedpopulatie van Scholeksters bij Holwerd werd in 1996 15 tot 20% lager geschat dan in 1995. In de discussie wordt ingegaan op de gevolgen voor de Scholeksterpopulatie. De sterfte op zich wordt beschouwd als een natuurlijk proces dat geen gevolgen voor de populatie hoeft te hebben. Het enorme afschot in Frankrijk wordt wel als schadelijk beschouwd, omdat die dieren geschoten werden die tijdig de juiste keuze maakten de winter in Nederland te ontvluchten. Juist deze dieren hadden na de winter de populatie weer op het oude niveau moeten brengen.