Van deze ‘kleine sierlijke plantjes, die groepsgewijs en in aanzienlijke hoeveelheid bij elkaar groeiend voorkomen’ (van Dale) is een veldgids verschenen. Ik moet zeggen, alleen al door het uiterlijk van deze KNNVuitgave zou je verleid worden om je met bryologie (mossenkunde) te gaan bezighouden. Prachtige kleurenfoto’s en duidelijke zwart-wittekeningen tonen uiterlijk en groeiplaatsen van deze voor velen bekende en toch zo onbekende groep planten. Na inleidende hoofdstukken over de indeling van mossen, uiterlijk en groeivormen, voortplanting en ecologie, volgt een hoofdstuk over herkenning en determinatie. Daarna worden ca. 100 van de ruim 500 mossoorten die in Nederland voorkomen, behandeld. Ik sla de pagina op van één van de weinige mossen die ik denk te kennen, Haarmos. Het blijkt ‘Gewoon haarmos’ Polytrichum commune te zijn, behorende tot de topkapselmossen Bij de soortbesprekingen komt achtereenvolgens aan de orde: groeiplaats, uiterlijk, determinatie en verwante of gelijkende soorten. Gewoon haarmos blijkt voor te komen in zure omstandigheden, bijvoorbeeld in natte heide en moerassen. De naam Haarmos is te danken is aan het behaarde huikje, waarmee de jonge sporenkapsels bedekt zijn. Bij de determinatie van kleinere planten kan verwisseling optreden met Fraai haarmos Polytrichum formosum, dan moet toch echt de microscoop eraan te pas komen Het lijkt mij dat beginnende mossenvorsers veel hebben aan deze gids en dat de informatie ook voor gevorderde bryologen niet te versmaden is.