Tussen het geel van Dotterbloemen, Grote ratelaren en boterbloemen lijkt de Gele Kwikstaart zich thuis te voelen. De zomerpolders en boezemlanden waar deze planten nog relatief talrijk zijn, zijn ook de plekken waar we de Gele Kwikstaart nog veelvuldig kunnen aantreffen als broedvogel. Vooral de uitgestrekte zomerpolders en boezemlanden in het centrale merengebied van Fryslan, zoals die in het Sneekermeergebied, rond de Terkaplester Poelen, de Witte en Zwarte Brekken en in de Alde Feanen, kennen nog hoge dichtheden van ‘it Giel Boumantsje’. De eilanden 'Greate en Lytse Griene' in het Sneekermeer staan er bekend om. Daarnaast is de soort als broedvogel ook aan te treffen op de Friese Waddenkust, het Lauwersmeergebied en in akkerbouwgebieden. Ook de Gele Kwikstaart heeft de afgelopen decennia terrein moeten prijsgeven als gevolg van de intensivering van de landbouw. Ouderwetse veenpolders, extensief beheerd en in de wintermaanden verdwenen onder het boezemwater, zijn schaars geworden. Juist in dergelijke natte polders, rijk aan kruiden en structuur, is de Gele Kwikstaart als broedvogel, maar ook als doortrekker te vinden. Toch lijkt de achteruitgang van de soort in de loop van de jaren '80 gestabiliseerd te zijn en neemt de soort in bepaalde gebieden weer wat toe, zoals op de Friese Waddenkust en rond enkele Friese meren. De meest recente schatting van de Nederlandse populatie stamt uit 1979-85, toen de stand op 40.000-70.000 paren werd gehouden.
| Additional Metadata | |
|---|---|
| Twirre | |
| CC BY 3.0 NL ("Naamsvermelding") | |
| Organisation | Fryske Feriening foar Fjildbiology |
|
onbekend. (2001). ‘Sa giel as in Djerreblom’. Twirre, 12(2), 69–69. |
|