Elk organisme kan zich als soort slechts handhaven als per saldo het aantal nakomelingen minstens zo groot is als de sterfte. In die zin is het goed inzicht te hebben in de jaarlijkse aanwas en sterfte. Bij vogelsoorten die trouw zijn aan hun geboortegebied is dit voor deelpopulaties in het broedgebied relatief gemakkelijk te onderzoeken. In het geval van broedvogels uit een zeer groot broedgebied is dit in de doortrek- en overwinteringsgebieden al veel moeilijker te onderzoeken, zeker als niet bekend is welk deel van de populatie jaarlijks terugkeert in dezelfde doortrek- en overwinteringsgebieden. Dat geldt bijvoorbeeld voor de Goudplevier. Aan de hand van het aantal jaarlijks aanwezige jonge vogels en de overleving van geringde vogels hebben Jukema et al. (2001) een poging gedaan te bepalen of de jaarlijkse aanwas voldoende is om de populatie Goudplevieren in stand te houden. Hun gegevens liepen tot en met 1998. De auteurs beschikken over een reeks vangsten van Goudplevieren van 1992 tot en met 2011 die het mogelijk maakt de gegevens van Jukema c.s. aan te vullen en te toetsen. In dit artikel wordt daarvan verslag gedaan.