Het veldseizoen begon in 1991 nogal beroerd. Door een regenachtige en koude periode van mei tot en met juli schoten niet alleen de voorjaarssoorten er bij in, maar werd ook de larvale ontwikkeling van de meeste soorten sterk vertraagd Hierdoor kon pas laat in juli de inventarisatie van de meeste soorten beginnen. Daarna werd het gelukkig prachtig weer met veel zon en hoge temperaturen. Dit waren optimale omstandigheden voor sprinkhaan en onderzoeker, zodat vele nieuwe gegevens verzameld konden worden. Een deel hiervan wordt genoemd in Opmerkelijke Waarnemingen en Kees Mostert en Rolf Tienstra beschrijven in dit nummer hun inventarisaties in een tweetal traditioneel slecht onderzochte gebieden, resp. Zuid-Holland en Zuid-Friesland Verder werden dit jaar o.a aanvullende bemonsteringen gedaan op de Veluwe (W. Dimmers, R. Kleukers & A. Perdeck; zie figuur 1), de Achterhoek (J. Musters; zie figuur 2) en Terschelling (R. Kleukers & M. Berg).