Op 22 augustus 1994 bracht ik een veldbezoek aan het zanderijengebied op Voorne, een kleinschalig maar vrij intensief agrarisch gebied achter de duinstrook op Voorne. Tijdens het maken van vegetatieopnamen lette ik tevens op eventueel aanwezige sprinkhanen. Doordat het weer verstek liet gaan, waren alleen af en toe Krassers en Gewone rietsprinkhanen te horen. Mijn aandacht werd getrokken toen ik in de omgeving van Strype en Helhoek tussen het Liesgras in een greppel langs een graslandje een rietsprinkhaan met zeer lange vleugels zag zitten (Amersfoort-coördinaten: 65-434). Hoewel ik er vanuit ging dat het om een mannetje van de langvleugelige vorm van de Gewone rietsprinkhaan, oftewel het Gewone spitskopje ( Conocephalus dorsalis (Latr.)) ging, besloot ik het dier voor de zekerheid toch te verzamelen, omdat ik niet bij machte was het dier ter plaatse nader op soort te determineren. Bij nadere bestudering in het Natuurhistorisch Museum te Leiden bleek het niet om de Gewone rietsprinkhaan te gaan, maar om een mannetje van de Zuidelijke rietsprinkhaan, oftewel het Zuidelijke spitskopje ( Conocephalus discolor Thunb.). Tevens bleek het exemplaar in bezit te zijn van extra lange vleugels, ook voor C. discolor. Het betreft de eerste waarneming van deze soort in het westelijke deel van Nederland. Bovendien ligt deze vindplaats 125 km westelijk van de bekende populaties in Nederland en 100 km ten noorden van de bekende populaties in België.