Om de kwetsbaarheid te bepalen van populaties van een soort is het belangrijk iets te weten over de grote en aard van haar ”territorium” en haar dispersievermogen. In een groot en in een klein terrein nabij Jena (Duitsland) werden in 1994 en 1995 totaal ca. 350 exemplaren van de Rosse sprinkhaan voorzien van een reflecterend strookje en van een schijfje met een nummer. Door het strookje konden de dieren ’s nachts eenvoudig worden teruggevonden, en hun positie op een kaart weergegeven. Het blijkt dat mannetjes een groter ”territorium” hebben en zich verder verspreiden dan vrouwtjes; in het grote terrein waren beide maten groter dan in het kleine terrein. Verder bleek dat de dieren uit het kleine terrein zich significant meer ophouden in vegetaties met Dravik en in stukken met kruiden en struiken niet hoger dan 60 cm, terwijl stukken met hogere vegetaties of kale grond juist gemeden werden.