Het leek een aantrekkelijk idee om mieren te inventariseren door de inhoud van keutels van de groene specht te analyseren. Dit zijn standvogels, die maar binnen een beperkt gebied foerageren. De groene specht vliegt hooguit een paar kilometer. De mierennesten in hun keutels zeggen iets over de plaatselijk aanwezige mierenfauna. De meeste keutels worden gevonden op bosmiernesten of op roestplaatsen. Maar zijn de mieren in de keutels representatief voor de mieren in de omgeving? Volgens eerdere onderzoeken in Meijendel (ca.2/3 Formica s.str., 1/6 Dendrolasius; en in overige veel Myrmica)(Gert-Jan de Bruyn) en in Bayem (ca. 2/3 Formica, Lasius) niet; groene spechten worden geacht vooral rode bosmieren te eten. Populatie schommelingen van groene spechten zouden vooral te wijten zijn aan strenge winters, wanneer de bodem te hard bevroren is om rode bosmieren te kunnen vinden. Maar er komen ook groene spechten in de Alpen voor. Hoe kan dat? Van Hengel vindt vooral spechtekeutels in het najaar bij bosmiernesten (toeval?), Boer en Somsen ook midden in de winter. Over langere periode bezien, gaat de groene specht niet achteruit.