H. Schmitz s.j. “De Nederlandsche Mieren”, overdruk uit Jaarboek 1915 van Natuurhistorisch Genootschap in Limburg (p. 112-117). Uit de bibliotheek van Walther van der Does de Willebois Behalve de bloedroode rooffmier is er in Nederland nog een andere slavenhoudende soort: de prachtige, helaas uiterst zeldzame amazonenmier. Even groot als de rooffmier is ze van boven tot onder glanzig roodbruin gekleurd, slechts de mannetjes zijn, als gewoonlijk, koolzwart. Deze amazonen zijn inderdaad, gelijk de naam beduidt, een volk van krijgers; in ‘t aanvallen, in ‘t overrompelen en uitplunderen van vreemde nesten zijn ze meesters; ze overtreffen de bloedrooden zoowel door het aantal slavenjachten, die ze houden, als door de taktiek, die ze daarbij volgen. Zonder twijfel zijn ze daartoe ook heel wat beter uitgerust. Haar kaken zijn niet driehoekig en schopvormig, van getande kauwranden voorzien, zooals bij de roofmieren (fig 45), maar gekromd als een Turksch kromzwaard en aan de punt scherp als een dolk (fig 46). Dit is een vreeselijk wapen, ‘t welk, door de amazonen met meesterschap gehanteerd, haar meerderheid in het krijgsbedrijf bevestigt.