Toen wetenschappers in het Zuid Amerikaanse oerwoud op onderzoek uitgingen waren ze sterk onder de indruk van de agressieve mieren die leefden op de Cecropia, de trompetboom. De mieren leven in de holle stam van deze bomen en beschermen de boom met hun agressief gedrag tegen ongewenste indringers. Dit is wel één van de sprekendste voorbeelden van symbiose van plantensoorten en bepaalde daarin gespecialiseerde mierensoorten. Over deze vorm van symbiose gaat voorliggende verhandeling zonder overigens de pretentie te hebben daarin volledig te zijn. Er is duidelijk sprake van een geleidelijke overgang van planten die helemaal niets doen om mieren aan te lokken tot een intensieve wederzijds afhankelijke symbiose. Planten hebben baat van de mieren omdat deze herbivore insecten opruimen. Niet alle mierensoorten die leven of foerageren op planten zijn gespecialiseerde planten-mieren. Sommige soorten doen de plant zelfs schade, zoals de bladsnijdersmier, Atta, of mieren die “luizen houden” voor hun suikerhoudende afscheidingsproducten, bekend als honingdauw (Benson 1985).