De Kleine heivlinder (Hipparchia statilinus) wordt in Europa gerekend tot de kwetsbare soorten, d.w.z. dat er niet veel hoeft te gebeuren of de vlinder wordt hier met uitsterven bedreigd. In Belgie en in de Bondsrepubliek Duitsland komt de soort al geruime tijd niet of bijna niet meer voor. De biotoop wordt door Wim Geraedts prima beschreven in de Voorlopige Atlas van de Nederlandse Dagvlinders: vastgelegde zandverstuivingen met buntgras en korstmossen, pollen struikheide in de buurt en verspreide vliegdennen of zandduinen als beschutting tegen de wind. De soort kwam tot twee jaar geleden op de zuidelijke Veluwe voor in een populatie van naar schatting enige duizenden dieren. Door tellingen langs een paar transsecten trachtten we* de voor- en achteruitgang van de vlinder vast te stellen. We menen daaruit te kunnen concluderen dat 1985 een relatief goed jaar voor de soort was. In de winter van 1985-1986 voltrok zich een ramp: het massaal afsterven van de heide op verscheidene plaatsen in de zuidelijke Veluwe. En alhoewel de heide zich dit jaar plaatselijk begint te herstellen, is het de vraag hoe de Kleine heivlinder op deze veranderingen reageert. Vorig jaar zomer zijn we gedurende een gedeelte van de vliegtijd van de vlinders wegens vakantie afwezig geweest. Toen we terugkwamen waren de dieren nog slechts waar te nemen op die plaatsen waar nog wat bloeiende heide aanwezig was. De vraag die ons bezighoudt is: wat gebeurt daar nou precies, als zo'n vlinder hetzij uitsterft, hetzij dat door een dergelijke plotselinge verandering van z'n biotoop het aantal dieren in één klap drastisch wordt verminderd ?