In het voorjaar van 1987 brak er een omvangrijke rupsenplaag uit in het Deelerwoud. Veroorzaker was de Crasuil (Cerapteryx graminis), een algemeen voorkomende soort in Nederland, maar doorgaans in kleine aantallen. De rupsen hadden het voornamelijk gemunt op de Bochtige Smele (Deschampsia flexuosa) en vraten vijf vierkante kilometer vrijwel volledig kaal. Deels uit interesse, deels vanwege de mogelijke implicaties voor het beheer van onze Grove dennenbossen deed een aantal instituten, waaronder het bosbouwkundig onderzoeksinstituut 'De Dorschkamp', de Planteziektenkundige Dienst en het Instituut voor Oecologisch Onderzoek (in de personen van Joost Tinbergen en ondergetekende) onderzoek aan de plaag. De resultaten werden in oktober 1987 besproken op een symposium voor terreinbeheerders en onderzoekers, georganiseerd door 'De Dorschkamp'. Van dit symposium is ondertussen ook een verslag beschikbaar.