Terwijl ik op mijn knieën val glijdt een zware schaduw over me heen. Een fractie van een seconde later hoor ik geruis van de wind door meterslange vleugels. Vanuit een kale, omlaag gebogen kop kijken de kraalogen van een Vale gier me hoopvol aan, hij ziet een smakelijke hap nu deze mens al op zijn knieën valt. "Daar is wat te halen", zie je hem denken, "nog even en ik kan mijn sterke snavel weer eens gebruiken." Ik moet ’m echter teleurstellen, het was niet de hitte in deze Pyreneeënkloof die me op de knieën dwong. Ik ging naar de grond om te kijken of de vlinder die voor me zit een donkere rand heeft langs de binnenkant van de halvemaanvormige lijn in cel twee aan de onderzijde van de voorvleugel. Oftewel, zoals u natuurlijk allang begrepen had, is het de Bosparelmoervlinder of de Westelijke parelmoervlinder? Ik ben hier tenslotte niet gekomen als hapklare brok voor een Vale gier, maar om te vlinderen. En dat kan hier! Het weer is te ideaal: vrijwel windstil en volop zon. De vlinders reageren explosief: aan alle kanten scheuren ze je voorbij. Blijft zo’n Klein tijmblauwtje eindelijk eens zitten, dan scheert een Keizersmantel over en vliegt het blauwtje weg, net voor je afdrukt. Ik kan geen keus meer maken: tientallen pages, blauwtjes en dikkopjes. En natuurlijk gaat Pyronia bathseba prachtig zitten als je een dikkopje determineert! Zodra ik een toestel gris vliegt de zandoog door. Het wordt me nu teveel. Fotograferen, determineren of eerst rustig genieten? Ik kies voor het laatste, en zak achterover tegen een hellinkje.