Woensdag, 2 augustus 1995. Het wordt weer een prachtige zomerdag. Het Is eenzaam en stil In de Moerputten als Ik er om half tien aankom. Ik ga de Plmpernelblauwtjes en Donkere pimpernelblauwtjes tellen. Je voelt de zon al goed. Dus zet ik mijn hoedje op. pak schrift en vllndemet en ga het gebied in. Eerst naar de Bijenwel voor de Pimpemelblauwtjes. Het hooiland bij de Inrit is gemaaid. Prima zo, want bij een vroege maalbeurt wordt het riet teruggedrongen. De Bijenwei ligt achter de wllgenslngel. Of de blauwtjes al vliegen? De vliegtijd is zo goed als voorbij, maar vier tot zes vrouwtjes zullen er nog wel moeten zijn. Ik ben benieuwd. Daar is de opening In de wilgensingel, waardoorheen ik altijd loop. Wat ik dan zie, doet me verbleken. De Bijenwei is gemaaid! Alle Pimpernellen liggen plat, keurig in rijtjes ligt het maalsel op de grond. Een enorme ramp: de eitjes en de jonge rupsen op de bloemhoofdjes zullen dit niet overleven! Ik pak een hand vol hooi: het kraakt van de droogte. Geen wonder. In de middaguren wordt het hier boven 30°C. Alleen op het midden van de Bijenwel staat nog een proefvlak van 3x3m overeind. Is dit voldoende om de populatie – de enige in Nederland – te laten overleven? Of zijn we na vijf jaren deze bijzondere vlindersoort weer kwijt?