De afgelopen jaren heeft de Eikenprocessie rups (Thaumetopoea procesionea) zich in het zuiden van Nederland explosief uitgebreid. Vooral in de jaren 1995 en 1996 is op sommige plaatsen in Noord-Brabant en Limburg de populatie verdubbeld of zelfs verdrievoudigd. De snelle verspreiding door het Brabantse land wordt vooral toegeschreven aan de laanbeplantingen van eik, die het landschap doorkruisen. Langs deze lintvormige structuren kunnen vlinders zich in enkele jaren verspreiden en nieuwe gebieden koloniseren. Natuurlijk hebben ook andere processen een rol gespeeld bij de massale ontwikkeling van de Eikenprocessierups. De gunstige weersomstandigheden van de laatste decennia en het ontbreken van voldoende natuurlijke vijanden hebben hier zeker een rol bij gespeeld. Vanaf het einde van de zomer van 1996 was op verschillende plaatsen in Brabant een teruggang van de plaag te zien. In sommige gebieden werden bomen volledig ontbladerd, waardoor de rupsen van de Eikenprocessierups voedselgebrek kregen en zich niet konden verpoppen. Heel duidelijk was te zien dat er onder de vlinders veel zogenaamde ‘hongerexemplaren' aanwezig waren, die minder vitaal zijn en dus een populatie verzwakken. De ontwikkeling van parasieten – met name sluipvliegen (Tachinidae) – is explosief gegaan in 1996. In het voorjaar van 1997 werden dan ook zeer veel sluipvliegen waargenomen, waardoor in gebieden waar de soort al enigszins op zijn retour was een soort ‘overkill’ door parasieten ontstond. Het voorjaar van 1997 resulteerde door de koude en regenachtige omstandigheden bovendien op veel plaatsen in een vrij hoge sterfte onder de jonge rupsen van de Eikenprocessierups. Uiteindelijk bleven kleine groepen rupsen over en van massale groepen dieren, zoals die in 1995 en 1996 optraden, was geen sprake meer.