We zijn in Nederland trots op onze grote vuurvlinder. En tegelijkertijd erg bezorgd. Als eerste wettelijk beschermde dagvlinder 'prijkt' hij op de Rode Lijst, doet mee met het project ‘Geen vlinder minder', vlinderwachten worden voor hem aangesteld, export van eieren is aan banden gelegd en vele publicaties over hem verschenen in kranten en tijdschriften. Bij dit alles zouden wij bijna vergeten dat we ook nog een kleine vuurvlinder hebben. Minder spectaculair en met name de onderzijde van zijn achtervleugels is eenvoudiger van kleur, maar eenvoud hoeft schoonheid niet uit te sluiten. Volgens de boeken overal en algemeen voorkomend. Maar is dat nog wel zo? In ieder geval vinden we hem niet in de grasgroene, zwaar bemeste en begraasde weilanden. De kleine vuurvlinder houdt van schraal en veel bloemen. Nectar drinken is een van zijn geliefde bezigheden. Onbemeste wegbermen en spoordijken, schrale graslanden, heide en duin, dat zijn de biotopen waar hij te vinden is. Bink noemt dit vlindertje hard en gewiekst. Anders gezegd: klein maar dapper. Gewiekst slaat op zijn snelle, flitsende en zigzaggende vlucht. Dapper op het territoriale gedrag van de mannetjes. En hardheid is een maat voor weerstand tegen koude, hitte en droogte. De kleine vuurvlinder valt daarbij in de hoogste klasse: bijzonder hard. Schommelingen in temperatuur tussen de 0 en 45 graden worden binnen een etmaal goed getolereerd. Op droge heidevelden en in de zeereep van de duinen heerst zo'n Hollands woestijnklimaat. Daar vinden we ook vaak kleine vuurvlinders!