Een groot zoogdier en een klein vogeltje vormen samen een dagvlinder. Dat zou een mooie omschrijving kunnen zijn voor het t.v.-spel 'Get the picture'. Beginletter k, cryptisch. Waarschijnlijk staat de kandidaat vervolgens met een mond vol tanden. Want ga eens na, hoeveel Nederlanders zullen ooit hebben gehoord van het koevinkje? Ook ik kende deze vlinder niet toen ik in juli 1976 mijn allereerste vlinderfoto's nam met behulp van een 135 mm lens en enkele pas aangeschafte tussenringen. Even tevoren had het nog flink geregend, maar de zon scheen alweer met kracht en damp steeg op van de zandweg. Witgezoomde, koffiebruine vlinders zaten breed uitgespreid zich opnieuw op te warmen in het braamstruweel en enkele bezochten reeds de nectarrijke bramenbloesem. Drinken deden ze met dichtgeklapte vleugels: acht witgekernde, geelomrande ogen aan de onderzijde kwamen dan fraai in zicht. Thuis gekomen bladerde ik door een vlindergidsje en kwam uit bij het koevinkje. Het bleek een algemene soort en nog steeds is het koevinkje geen zeldzame verschijning in het oosten en zuiden van ons land.