Nederlandse namen van vlinders vertellen ons vaak iets over de soort. De naam kan bijvoorbeeld verwijzen naar de uiterlijke vorm van de rups of de vlinder (draak), de kleur (zilveren groenuil), het leefgebied (veenhooibeestje), de vliegtijd (kleine wintervlinder) of iets over de voornaamste voedselplant van de rups (ligusterpijlstaart). Soms is de Nederlandse naam verwarrend of zelfs ongelukkig gekozen. Zo heeft de bosbesuil nauwelijks iets met bosbes te maken en is de bruine bosbesuil niet bruin, maar overwegend grijs gekleurd. Er zijn meer soorten waarbij de naam de lading niet goed dekt. De meidoornuil is daar een voorbeeld van. De meidoornuil (Allophyes oxyacanthae) is in Nederland een niet zo gewone soort die in het hele land waargenomen kan worden. Vooral in de kuststreek en de zandgronden van het binnenland wordt de soort gevonden. De vlinders vliegen van september tot in november met een duidelijke piek in de eerste twee weken van oktober. De vlinders komen matig op licht af maar zijn goed te lokken met smeer. Ook kunnen de vlinders gevonden worden op overrijpe vruchten (bijvoorbeeld rozenbottels) en bloeiende klimop.