Voor een terreinbeherende instantie als Stichting het Limburgs Landschap klinkt het als muziek in de oren om van De Vlinderstichting complimenten te krijgen over het iibellenbeheer in het algemeen en in het bijzonder bij de Ravenvennen. De libellen zijn natuurlijk het meest hierbij gebaat. Aan de oostkant van Limburg, ingeklemd tussen de rivier de Maas en de Duitse grens ligt tussen Venlo en Gennep een lange, min of meer aaneengesloten natuurgordel met paraboolduinen. De oorsprong hiervan ligt in de laatste ijstijd, ruim 10.000 jaar geleden. Door de overwegend westelijke winden in die tijd werd hier het fijne zand uit het Maasbekken en zelfs uit de toen grotendeels droog liggende Noordzee op duinen gestoven. Het Nationaal Park de Maasduinen heeft er zijn naam aan te danken. Het natuurgebied de Ravenvennen en het naastgelegen Vreewater maken geen deel uit van het Nationaal Park, maar sluiten er via Landgoed Arcen wel nagenoeg naadloos op aan. Het landschapsbeeld van de Ravenvennen, nu bepaald door droge naald- en loofbossen, broekbossen, verspreide stukjes heide en tientallen vennen, zag er zo'n twee eeuwen geleden heel anders uit: vooral uitgestrekte heide, moeras en open water bepaalden toen het beeld. De intensieve begrazing van de voedselarme stuifduinen had geresulteerd in grote, boomloze heidevelden. Het bebossen hiervan, voornamelijk met grove dennen, werd omstreeks 1935 afgerond. Het was de bedoeling om de stammen ooit te benutten als stuthout in de Zuid-ümburgse mijnen, maar die waren gesloten voordat de bomen oud genoeg waren.