1852
Verzameling Fossiele Planten te Breslau
Publication
Publication
Album der natuur , Volume 1 - Issue 1 p. 222- 224
De rijke verzameling overblijfselen van fossiele planten van goeppeut te Breslau bevat ongeveer 4000 voorwerpen en daaronder kolossale stukken van 6 centenaars gewigt. Ongeveer 200 daarvan bebooren tot de overgangs-vorming, 1600 tot de oude steenkoolvorming, 900 tot de bruinkool-vorming, en de overige tot de andere vormingen. Dit geeft alzoo ook eenig denkbeeld van de verhouding van het aantal planten in de verschillende voorwereldlijke tijden. Uit de steenkool, die dan ook algemeen als een voortbrengsel van het plantenrijk beschouwd wordt, worden de meeste en schoonste plantenvormen bewaard. Daarna volgt de bruinkool-vorming in iets mindere evenredigheid, welligt omdat toen reeds de planten in verhouding tot de dieren in aantal afnamen. In de andere overgangsvorming vindt men het kleinste getal voorwerpen, waaruit men opmaakt, dat er toen minder planten aanwezig waren, of dat zij door eene geweldige omwenteling op aarde spoorloos vernietigd zijn. Zoo ook vindt men in de nog oudere gneiss glimmerschiefer geene organische overblijfselen, niet omdat deze toen niet aanwezig waren, maar omdat zij, op geringe, in bepaalde plaatsen bewaardgeblevene uitzonderingen na, geheel en al (waarschijnlijk door vuur) vernietigd zijn. Onder de bijzondere stukken wordt de aandacht bijzonder getrokken door eene reusachtige varen, op eene steenplaat die 2—3 voeten in het vierkant houdt, van Aspidites silesiacus met het allerfraaiste en fijnste loof. Het grootste stuk, 6 centenaars zwaar, is eene Lycopodites van Landshut in het Silesisch gebergte, dat ons de dikwijls fraai tot kransen gevlochten soorten van Wolfsklaauw der Europeesche heiden ( Lycopodium clavatum en annotium) op eenen grooteren maatstaf wedergeeft. Voorts ziet men eenen fraai bewaarden boomachtigen varenstam van 3 voet lang uit Ilmenau, stammen van Lepidodendron, uit ouderen en jongeren tijd met tallooze indrukselen der voormalige bladaanzetsels, en verder zoo volkomen bewaarde Varens, dat men hare bevruchtingswerktuigen geheel en al onderscheiden kan, zelfs tot de fijne ringen om derzelver zaaddoozen toe. Van de merkwaardige Stigmaria fucoïdes zijn wel 100 exemplaren voorhanden, en daaronder eenige, die zoo doelmatig mechanisch en chemisch behandeld zijn, dat goeppert mikroskopische onderzoekingen daarmede in het werk stellen, en hierdoor de plaatsing van dit gewas in de rij der gewassen met meer zekerheid dan zijne voorgangers opgeven kon, en wel tusschen de varenachtige Lycopodiaceae en palmachtige Cycadeën, waardoor hij tot de merkwaardige uitkomst kwam, dat dit gewas als het ware eene gaping in de rij der thans levende gewassen aanvult. Even als bij de dieren kunnen de planten der voorwereld menige gaping, die het harmonische van het geheel verstoort, aanvullen.
| Additional Metadata | |
|---|---|
| Album der natuur | |
| CC BY 3.0 NL ("Naamsvermelding") | |
| Organisation | Kruseman |
|
onbekend. (1852). Verzameling Fossiele Planten te Breslau. Album der natuur, 1(1), 222–224. |
|