Wij vormen ons, hoe vreemd dit op den eersten aanblik ook moge voorkomen, gewoonlijk een des te minder klaar, des te minder grondig begrip van de zaken, naar mate wij meer in do gelegenheid zijn om die te zien en het woord, dat ze aanduidt te gebruiken. Het schijnt, als of er in den geest van het meerendeel der menschen eene zekere traagheid bestaat, die maakt, dat men zich de moeite niet geeft om door te dringen in het wezen dier dingen, wier naam ons van der jeugd af reeds bekend in de ooren heeft geklonken; ja zelfs, dat velen de bekendheid met dien naam voor eene kennis der zaak zelve houden en er zich dien ten gevolge mede te vreden stellen, of zich althans de moeite niet geven om de gegrondheid of ongegrondheid van hunne dikwijls oppervlakkige verwarde, onbewust ingezogene begrippen dienaangaande, met eenigen ijver op de proef te stellen. Zoo is het b. v. met hetgeen wij leven noemen. Ieder lid van eene beschaafde maatschappij, op welken trap van ontwikkeling hij staan moge, heeft dit woord en de daarvan afgeleide gedurig in den mond en gebruikt het, om van de meer overdragtelijke zegswijzen niet eens te gewagen, zoowel om de opeenvolging der handelingen van een merisch gedurende zijn geheel bestaan, als om dit bestaan zelf aan te duiden. Men zegt b. v. “mijn geheele leven lang is mij zoo iets nooit voorgekomen,” en ook “tegen zulke schokken is des menschen leven niet bestand.” Iedereen ziet dadelijk in, dat hetzelfde woord in deze beide gezegden eene zeer verschillende beteekenis heeft, en weinige menschen zijn er, die in een dier beide iets duisters, iets dat boven hun begrip gaat, zouden meenen te vinden. En toch, men vrage eens aan een groot aantal beschaafde, wel opgevoede menschen eene nadere bepaling van hetgeen door het woord leven in onze tweede zinsnede verstaan wordt: men verzoeke ken eens om duidelijk en zonder dubbelzinnigheid de kenmerken op te geven, die ons in staat stellen om te beslissen of een voorwerp levend of levenloos is,.... welk antwoord zal men ontvangen? Van enkelen misschien een vrij juist, van sommigen een onjuist, van verreweg de meesten in het geheel geen.
| Additional Metadata | |
|---|---|
| Album der natuur | |
| CC BY 3.0 NL ("Naamsvermelding") | |
| Organisation | Kruseman |
|
onbekend. (1852). Levend en levenloos. Album der natuur, 1(1), 283–286. |
|