1852
Lastige gasten in de hutten der Keerkrings-landen
Publication
Publication
Album der natuur , Volume 1 - Issue 1 p. 287- 288
In de opgeslagen hutten van reizigers en natuuronderzoekers, die zij noodzakelijk behoeven gedurende het slechte jaargetijde, namelijk in den regentijd, die in Zuid-Amerika vreeselijk kan zijn, vergezeld als hij wordt van dagelijksche onweersbuijen met regenvlagen als ware wolkbreuken, moet het somtijds naauwelijks zijn uit te houden. Scharen van bloedzuigende, vliegen en muggen beginnen alsdan over dag en des nachts zulke verblijven tot een werkelijk vagevuur te maken, waarvan men zeggen kan met den wandelende: “Nirgend Ruhe, nirgend Rast, Und mein Leben eine Last!” Heerlegers van Zandvliegen, duizenden van Mosquiten verdeelen onder zich broederlijk den buit van menschenbloed; de eersten folteren u des daags, de laatsten ontrooven u de rust van den nacht. Stiller en ongemerkt, even lastig en gevaarlijker tevens, sluipen slangen van allerlei soort binnen, om met den mcnsch eenc schuilplaats te zoeken tegen het woeden daar buiten. En niet altijd belmoren deze tot de onschadelijke; maar driehoekskopslangen soms en ratelslangen dikwijls, spelen hier de rol van den ongcnoodigden gast. Walgelijk uitziende en in het algemeen zeer verafschuwde soorten van hagedisachtige dieren, vooral Geckosoorten, kruipen dan in ontelbare menigte rond aan de wanden en binnen de daken van het menschelijke toevlugts-oord, dit van allen kant ontsierende en het doende zweemen naar de verblijfplaatsen, zoo als die worden afgeschilderd, van de nekromanten der oudheid, waaraan de Salamander en Basiliscus slechts ontbreken, om de gelijkenis nog treffender te maken. De Gecko, de “Woodslave” der Engelsche kolonisten, verschijnt vooral des avonds, om jagt te gaan maken op Mosquiten en andere insekten. Tot dien tijd zit hij dikwijls stil, al knikkende met het leelijke hoofd, doch zoodra is niet het flaauwe licht van het reizigerslampje ontstoken, of met verwonderingswaardige vlugheid klautert het behendige, doch onaanzienlijke volkje, u links en regts boven het hoofd. Enkele malen gebeurt het dan, dat midden onder hunne jagt, zulk een gast naar beneden valt op de geïmproviseerde tafel. En niet slechts van boven komt dan de last en de kwelling, van het dak en uit de lucht, maar ook de bodem der hut kan in den regentijd wemelen van ongedierte.
| Additional Metadata | |
|---|---|
| Album der natuur | |
| CC BY 3.0 NL ("Naamsvermelding") | |
| Organisation | Kruseman |
|
onbekend. (1852). Lastige gasten in de hutten der Keerkrings-landen. Album der natuur, 1(1), 287–288. |
|