1853
Vallende sterren en sterrenregens
Publication
Publication
Album der natuur , Volume 2 - Issue 1 p. 338- 350
In menigen helderen nacht kunnen wij, wanneer wij den hemel gedurende eenigen tijd gadeslaan, of ook wel zonder dit opzettelijk te doen, een natuurverschijnsel waarnemen, dat, wegens zijne schijnbare afwijking van de gewone orde van dingen, onder de meest zonderlinge en treffende moet gerekend worden. Ik bedoel de zoogenaamde vallende of verschietende sterren. Op eens zien wij eene dier sterren, die wij als beelden der onveranderlijkheid, van regelmaat en orde gewoon zijn aan den hemel te aanschouwen, zich van haar losmaken; zij schijnt te vallen en snelt in ontzettende vaart naar beneden; maar slechts één oogenblik, en zij is spoorloos in het niet verdwenen. Het is niet te verwonderen, dat dit verschijnsel ten allen tijde de aandacht des menschen tot zich getrokken heeft, en men mag het er voor houden, dat dit schijnbare ter nedervallen en verdwijnen van een dier hemelligchamen, die wij in onverstoorbare majesteit aan het gewelf des hemels zien schitteren , menig onbestemd gevoel, menige dichterlijke gedachte in de borst van dezen of genen aanschouwer zal hebben opgewekt. Stond het misschien Jezaia voor den geest, toen hij in zijne prophetie tegen den Babylonischen Monarch dezen toeriep: “Hoe zijt gij uit den hemel gevallen, o morgenster, gij zoon des dageraads!” Een en ander over dit hoogst belangrijke natuurverschijnsel te vernemen, zal, naar ik vertrouw, aan vele lezers van dit werk niet ongevallig zijn.
| Additional Metadata | |
|---|---|
| Album der natuur | |
| CC BY 3.0 NL ("Naamsvermelding") | |
| Organisation | Kruseman |
|
onbekend. (1853). Vallende sterren en sterrenregens. Album der natuur, 2(1), 338–350. |
|