Ieder die ooit de werkzaamheden van den praktischen sterrekundige heeft gadegeslagen, kent de bezwaren, waarmede hij te worstelen heeft, vooral die, welke voortvloeien uit de ongestadige, vaak ongunstige weersgesteldheid in ons klimaat. Drukkend inzonderheid wordt dit bezwaar, waar het de waarneming geldt van een verschijnsel, dat zich slechts zeer zelden vertoont: van eene totale zon-eclips, van den overgang eener planeet over de zonneschijf, van eene komeet die welligt eerst na honderden van jaren weder nabij genoeg aan onze aarde komt om waarneembaar te worden, enz. Met gespannen verwachting rigt de sterrekundige zijnen blik naar den hemel, maar die hemel is met een wolkenfloers overtogen, of op het oogenblik, dat het lang vooruit berekende verschijnsel zal plaats grijpen, blaast een nijdige wind een wolk tusschen het waartenemen voorwerp en den ongelukkigen waarnemer, die zijne lang gekoesterde hoop door een weinig waterdamp bedrogen ziet. Teleurgesteld wendt hij zich af, wel wetende, dat, zulk een oogenblik voorbij zijnde, het verlies onherstelbaar is, in weerwil der meening van dien Transchen Markies , die in gezelschap van eenige dames aan het observatorium te Parijs kwam, waar zich de abt Lacaille juist bezig had gehouden met de waarneming eener eclips, en die, toen de concierge hem deed opmerken, dat de eclips reeds voorbij was, tot zijne dames zeide: “Ce n’est rien, mesdames. Entrez toujours. L’abbé est de mes amis; il aura bien la bonté de recommencer. Maar niet alleen zijn hier de eigenlijke wolken te beschuldigen, welke, als een sluijer over het uitspansel geworpen, de hemellichten onzigtbaar maken, en zoo hunne waarneming geheel beletten. Ook zelfs in den gunstigsten toestand, wanneer geen enkele wolk zich vertoont, is in ons Noordelijk Europa de dampkring nog zelden doorschijnend genoeg, om rnoeijelijk waarneembare voorwerpen met de vereischte klaarheid en helderheid te zien. W. herschel schatte voor Engeland het getal uren, waarin de hemel met vrucht door zijnen grooten kijker kon worden bespied, op niet meer dan honderd gedurende een geheel jaar.