“Een bestendig lezer” van dit Album wenscht van ons “nadere berigten” aangaande het draaijen der aarde. Dat iedereen, der zake waarlijk kundig, alle daarmede strijdige beweringen met regt volkomen onzinnig vindt, weet hij; maar hij vraagt of het niet mogelijk zij, dat hier en daar bij het groote publiek nog eenige nawerkingen zouden te bespeuren zijn van de ijverige pogingen, door Schöpfer, den “anderen krankzinnige,” aangewend om zijns dwaasheden op te disschen en te verspreiden, — of vooral de velen, die, zonder genoegzame voorkennis en gelegenheid om de zaak zelfstandig te onderzoeken en dus zich een waarlijk eigen oordeel te vormen, geroepen zijn om de beweging der aarde aan anderen te onderwijzen, die dit alles dus letterlijk maar naar “hooreu zeggen” moeten doen, of zij allen gerekend kunnen worden vrij te zijn gebleven van de besmettende kracht, die schöpfer’s dwaasheid, zoo als alle andere menschelijke dwaasheden, bezit. Hij vraagt dit vooral, omdat naar het hem voorkomt deze dwaasheid meer dan eenige andere uitwendig wordt gesteund. “Voor eene groote afdecling der Christenheid,” zegt hij, “bestaat nog de banvloek, eens geslingerd tegen galilei en zijne leer! Of is deze herroepen ?” Ons antwoord op deze vragen kan, wat de eerste aangaat, niet geheel beslissend zijn. Om stellig te weten dat niet hier of daar iemand, zelfs een onderwijzer, die zich in het eerst met vele anderen geheel of ten halve had laten meeslepen door het klatergoud van Schöpfer’s zoogenaamde redeneringen, nog daardoor eenigzins hinkende is gebleven in wat bij hem niet veel meer dan geloof aan de eens aangenomen waarheid kan zijn; om zeker te zijn dat nergens zoo iemand, als hij over de beweging der aarde spreekt, zijne hoorders onthaalt op iets als: “men heeft in den laatsten tijd evenwel bedenkingen van vrij wat gewigt tegen dit stelsel geopperd, die nog niet geheel opgelost zijn,” — hetwelk, als het met de noodige deftigheid en een gefronst voorhoofd wordt voorgedragen, zeker wel geschikt is om den onkundige een groot denkbeeld van des sprekers geleerdheid te geven, — om dit te kunnen verzekeren, zouden wij van rondsom daarover berigten moeten ingewonnen hebben en wel vrij omstandige en talrijke berigten, hetgeen wij niet hebben gedaan.