Hoe rijkelijk de natuur gezorgd heeft voor die keerkring-gewesten, waar de rivieren over een gouden bodem stroomen, waar de zee parelen, het land edelgesteenten levert, dat blijkt vooral uit de beschouwing van eene enkele planten-familie, die der palmen. Deze geven den mensch alles, wat hij tot leven noodig heeft: voedsel, kleeding, woning, huisraad, versierselen, enz. Die niet genoeg te waarderen gave des hemels is in waarheid eene onuitputtelijke schatkamer. Bij de palmboomen neemt men het zeldzame geval waar, dat het schoone met het goede vereenigd voorkomt. Hunne indrukwekkende hoogte en hun bevallig uiterlijk rogtvaardigen de uitspraak, die hen het schoonste voortbrengsel der plantenwereld noemt. Maar de palmen zijn geenszins «onnutte coquottes”, die zich in het bewustzijn van hare schoonheid slechts door de lieve zon laten beschijnen, even al» die, van welke «de den in het noorden droomt”, gelijk H. Heine zingt. Integendeel is aan de palmen alles, van de punt des wortels tot den top van de bladkroon nuttig, en dat niet alleen voor den bewoner der tropische landen, maar ook voor den alles exploiterenden Europeer. Wij gebruiken zooveel voortbrengsels der palmen: zeep, olie, vlechtwerken enz., dat het misschien niet zoo onaangenaam zijn zal, eens eene voorstelling te lezen van de verschillende nutsaanwendingen van deze reuzenplanten. In de volgende regels vindt men zulk eene voorstelling, ofschoon het zeer mogelijk is, dat daarin nog menige leemte aanwezig zal zijn, en dat menig gebruik, dat de niet altijd jegens vreemden zeer gastvrije Indiërs en Zuidzee-eilanders van de palmen maken, aan de waarnemers ontsnapt zal zijn.