Reeds van de oudste tijden af hebben de bewoners van Indië in vele oorden van dat groote land koper-, lood-, tin- en ijzermijnen bearbeid, en de latere onderzoekingen hebben bewezen, dat deze en nog andere mineralen, inzonderheid kool en tin, op vele plaatsen in groote hoeveelheid en in goede hoedanigheid worden aangetroffen; maar dikwijls bevinden zich de mijnen aan zulke plaatsen, waar zij uit gebrek aan brandstof, water of bruikbare wegen tot vervoer geen genoegzame opbrengst leveren. De steenkool, die bij de zich steeds uitbreidende vaart van stoombooten op de rivieren en zeeën van Indië van het hoogste belang geworden is, wordt vooral in het distrikt Beerbhoom in Bengalen gevonden. Men noemt ze gewoonlijk de steenkool van Burdwan, omdat ze van deze stad langs den spoorweg naar Calcutta wordt vervoerd. Steenkool komt daar even als ijzererts in groote hoeveelheid en in voortreffelijke hoedanigheid voor. Bovendien heeft men nog steenkool gevonden in verscheidene distrikten van Bengalen, zooals in Palamow, Ramghur, Silheh en meerdere streken van Assam. Vooral schijnen de steenkool- en ijzermijnen in het Nerbudda-dal de beste uitkomsten te beloven. Zij zullen echter eerst dan met voordeel bearbeid kunnen worden, als de spoorweg van Mizzapoor naar Bombay voltooid zal zijn. Ook heeft men op verscheidene andere plaatsen steenkolen ontdekt, maar niet in zulke hoeveelheid en van zulk eene hoedanigheid, dat men ze mot voordeel zou kunnen bearbeiden.