1861
Australie, het oudste vaste land der aarde
Publication
Publication
Album der natuur , Volume 10 - Issue 1 p. 155- 157
Men is vrij algemeen gewoon dit werelddeel als eene van de jongste formatiën van onzen aardbol te beschouwen. Deze beschouwingswijze zal men bijna zonder uitzondering in alle aardrijkskundige handboeken aantreffen; en toch schijnen de resultaten van de laatste wetenschappelijke onderzoekingen juist het tegendeel te bewijzen. Zeer bepaald spreekt hierover dr. Ferd. Hochstetter, in eenen brief aan de keizerlijke akademie te Weenen, geschreven aan boord van de Novara, 14 December 1858. Hij maakt daar melding van de paleontologische verzamelingen, welke de Novara in Sidney toevloeiden, en gaat dan op de volgende wijze voort : »Men kent reeds sedert geruimen tijd overblijfsels van fossiele zoogdieren uit Australië. Maar hoogst verrassend was het resultaat, dat zich nevens groote plantenetende dieren ook de overblijfsels van groote vleeschvretende bevonden, nevens reusachtige Kangoeroes ook groote Dasyurus-soorten, welke eens de heeren van de holen in Australië waren, gelijk de ursus spelaeus eu hyaena spelaea in Europa. Maar nog merkwaardiger, nog verrassender overeenkomsten deden zich op. In het jaar 1847 bragt do heer turner, een kolonist in de Darling-Downs, aan de Condamine-rivier, eene groote verzameling van fossiele beenderen naar Sydney, welke hij uit de alluviale gronden in Kings-Creek, te gelijk met zoetwatermosselen, van welke nog meerdere soorten in die streek leven, had opgegraven. Het gelukte aan de gemeenschappelijke bemoeijingen van de heeren Clarke, Wall en onzen ongelukkigen landsman dr. Leichardt, uit deze overblijfselen een kolossalen schedel van vier voet lengte zamen te voegen, den beroemden schedel van Diprotodon Australis, volgens Owen. Daarmede was eene uitgestorvene kolossale diersoort aangewezen, een dier, dat eene hoogte van tien tot zestien voet bereikt moet hebben, en dat onder de voorwereldlijke dieren op een rang staat met de diluviale dikhuiden in Europa. In de verzameling van den heer Turner bevond zich ook de schedel van een tweede uitgestorven buideldier van de grootte van eenen rhinoceros, hetwelk tot het door owen beschreven geslacht Nototherium behoort.” »Men kent, zoo als bekend is, ook in Europa uit de oölith van Stonesfield, overblijfselen van fossiele buideldieren, als de overblijfselen der eerste zoogdieren, welke de aarde bevolkten. Ook de beroemde fossiele voetstappen in den bonten zandsteen verklaart men als de sporen van zoogdieren, die tot de klasse der buideldieren behooren, en het is een algemeen aangenomen gevoelen, dat na het einde van het primaire of paleozoïsche tijdperk, bij den aanvang van de secundaire formatie, de eerste zoogdieren te voorschijn traden, en wel de onvolkomenste typus der zoogdieren, namelijk de buideldieren.”
Additional Metadata | |
---|---|
Album der natuur | |
CC BY 3.0 NL ("Naamsvermelding") | |
Organisation | Kruseman |
onbekend. (1861). Australie, het oudste vaste land der aarde. Album der natuur, 10(1), 155–157.
|