Aan het zeestrand bij Kolberg, ten oosten van de haven, neemt men hetzelfde verschijnsel waar, dat de Schot HUGH MILLER van het eiland Eigg verhaalt, namelijk dat het zand, als men er over gaat, onder zekere omstandigheden geluid geeft. Dr. GIRSCHNER geeft van dit opmerkelijk verschijnsel het volgende berigt: »Het Kolberger zand zelf bestaat in zijne grondmassa uit kleine, blinkende bolletjes van wit kwarts; daar tusschen liggen andere van dezelfde grootte, die door ijzeroxyde rood tot bruin toe gekleurd zijn, eindelijk geheel zwarte, insgelijks zeer blinkende van een zeker ijzererts; de laatste kunnen met den magneet aangetrokken worden. Dit schoon gekleurde zand wordt ver weg, zelfs naar Berlijn, als strooizand verzonden. Gaat men nu op zekere tijden (want het verschijnsel doet zich niet altijd voor) door hetzelve, dan hoort men het een klinkend geluid geven, namelijk als men met den voet in eene scheve rigting stoot, even zoo als MILLER het beschrijft.” »Na eenige oefening is men in staat, deze merkwaardige toonen zoo luid en schel te laten worden, dat men ze ver af hooren kan. Als mijne kinderen in het zand spelen, noemen zij het »zandmuziek.” De voorwaarden, onder welke deze eigenaardige muziek zich voordoet, zijn de navolgende: Vooreerst moeten bij hoogzee de golven der branding over het zand gegaan en het door en door bevochtigd hebben; ten tweede moet onmiddellijk daarop de zon het beschenen en tot de diepte van ongeveer één voet volkomen droog gemaakt hebben. Als deze omstandigheden te zamen treffen, dan wordt het zand één of meerdere dagen lang muzikaal: later gaat dit weder verloren.”