Het is aan iedereen, die in de natuurwetenschap of hare toepassingen eenig belang stelt, bekend, dat in het vorig jaar te Parijs door LENOIR een beweegwerktuig is uitgevonden en bekend gemaakt, waarvan velen meenden, dat het zoo al niet het stoomwerktuig geheel verdringen, dan toch in vele gevallen daarmede ernstig wedijveren zou. Er werden van dit werktuig allerlei aankondigingen gedaan en vrij uitvoerige beschrijvingen gegeven; maar tot in de laatste maanden moest men zich alleen op eene zeer onbepaalde verzekering van den uitvinder of van zijne vrienden verlaten,wanneer men wenschte te weten, hoeveel brandstof zulk een werktuig verbruikte om een gegeven werktuigelijken arbeid te verrigten. Volgens die verzekeringen verbruikte het werktuig niet meer dan omstreeks een kubiek meter gewoon lichtgas per paardenkracht per uur, maar het werd niet bekend, of deze opgaaf door onpartijdige deskundigen ooit was nagegaan en bewaarheid gevonden. In het begin van dit jaar heeft de heer TRESCA, ingenieur-onderdirecteur van het Conservatoire des arts et métiers te Parijs, hierover met alle mogelijke zorg en juistheid proeven genomen en die in het Aprilnommer van de Annales du Conservatoire bekend gemaakt. Het blijkt daaruit, dat LENOIR’S gas-machine, wel verre van aan bovenstaande opgaven te voldoen, omstreeks drie kubiek meters gas per paard per uur verbruikt. In eene van bijna een paardenkracht was dit verbruik 2,744 en in eene andere van ruim een half paardenkracht 3,166 kubiek meter. Daar nu de kubiek meter gas te Parijs — en gemiddeld ook in ons land — bijna 15 centen kost, zoo kan men rekenen, dat een »gaspaard” op omstreeks ƒ 0,45 per uur zal komen te staan. Het gas-werktuig zal dus, zoo lang het niet eene kapitale verbetering ondergaat, welke zijn verbruik aanmerkelijk vermindert, alleen daar met voordeel in aanwending kunnen komen, waar òf eene te beperkte ruimte òf eene te groote afwisseling van gebruik en stilstand, òf eenige andere oorzaak dat van een stoomwerktuig min raadzaam maakt, en waar men zich dus tot nog toe van »levende beweegkracht”, vooral van die van menschen, bediende.