In het Duitsche Tijdschrift die Natuur zegt dr. GERGENS, dat hij, bij al het wetenswaardige, dat er in dat tijdschrift over kruipende, loopende, springende en klimmende visschen vermeld is — een opstel, dat de lozers van het Album der Natuur eerder gelezen hebben dun die der Natur, daar het uit het nederduitsch in het duitsch vertaald is — nog eene bijdrage leveren kan, en wel betreffende een zeer bekend en in vele opzigten merkwaardig vischje, de stekelbaars, Gasterosteus aculeatus. Hij zegt daarvan het volgende: »In bijna alle beken in den omtrek van Mentz vindt men eene menigte stekelbaarsjes, die daar veeltijds tot sieraad van aquariën worden gehouden, omdat deze visch de gevangenschap beter dan onze andere inlandsche visschen schijnt te kunnen verdragen. Op een uitstapje naar het dorp Bodenheim zag ik in de nabijheid van een molen, die toen in eene suikerraffinaderij veranderd was, aan den voet van den heuvel een smal, naauwelijks een voet breed beekje, waarin vele stekelbaarsjes vrolijk rondzwommen. Terwijl ik de vrij steile helling, ongeveer 45°, beklom, bespeurde ik hier en daar natte groeven, waarin waterstraaltjes van naauwelijks een vinger breedte naar beneden ritselden; en daarin eene menigte stekelbaarsjes, die zich door middel van hunne zijstekels vlijtig stroomopwaarts werkten.