Behalve de Joden is er nog slechts dén volkstam, die verstrooid door alle landen wandelt, nergens te huis behoort en zich toch overal te huis bevindt en steeds zijne eigenaardige kenmerken in gelaatsvorming, taal en zeden bewaart. Het is het beruchte volkje der Zigeuners, dat door waarzeggen, ketellappen, musiceren en waar de gelegenheid zich aanbiedt, door eene behendige schending van het eigendomsregt zich een onbezorgd levensonderhoud verwerft. Terwijl in Europa nog slechts Hongarije en Spanje Zigeuners in hunne geheele eigenaardigheid kunnen aanwijzen, vindt men ze in de Oostersche landen in hunne volkomene oorspronkelijkheid. De Turken en Persen noemen ze met hun overouden naam Tshinganeh; in Syrië heetten zo Nuwan, in Egypte wordt hun de naam Ghagar gegeven. In het werk van A. VON KREMER, Aegypten in seinem gegenwärtigen Zustande, worden aangaande dezen merkwaardigen volkstam belangrijke inlichtingen gegeven.