Het moge niet ondienstig zijn, hierbij een paar uittreksels te voegen uit het Verslag van professor WARREN DE LA RUE over de vorderingen van sterrekundige photographie , en uit het jaarlijksche Verslag der commissie van het observatorium te Kew , in de kosten waarvan de British Association jaarlijks voor eene som van 500 deelt. Men zal hieruit nog iets meer kunnen leeren omtrent de laatstgemelde photographieën. Tijdens de zoo belangrijke vergadering der British Association te Aberdeen, in 1859 , had genoemde sterrekundige zich te Kew ijverig bezig gehouden om door middel van den Photoheliograaph photographische afbeeldingen te maken van onderscheidene hemelligchamen. Er was reeds te Aberdeen besloten om in 1860 dit werktuig naar Spanje te brengen , ten einde, zoo het mogelijk ware, de roode verhevenheden te photographiören, die bij zulk eene zonsverduistering te voorschijn komen. De voorwaarde der mogelijkheid was met voorbedachten rade daarbij gevoegd, omdat de beschrijvingen van vroegere waarnemers zoo weinig zekere inlichtingen verstrekten omtrent de waarschijnlijke sterkte van het licht der corona en dier vlammende verhevenheden in vergelijking met dat van andere lichtgevende voorwerpen. Hij vreesde, dat het voornemen niet gelukken zoude, omdat hij het instrument van Kew herhaaldelijk op de maan had beproefd, maar volstrekt geenen indruk van hare omtrekken , zelfs op de gevoeligste plaat, had kunnen verkrijgen , en omdat men onderstelde, dat de corona en de verhevenheden te zamen niet zoo veel licht zouden geven als de maan. Hij had dus de sterrekundigen opmerkzaam gemaakt op het wenschelijke, dat andere waarnemers beproeven zouden de verschijnselen van de totale verduistering photographisch af te beelden, door het beeld van de roode verhevenheden regtstreeks op het collodion te laten vallen, zonder het beeld te vergrooten door een tweede vergrootglas, zooals met het werktuig van Kew geschiedde. Maar, bij de groote ondervinding, die hij in sterrekundige photographie had verkregen, was het billijk om te onderstellen, dat, indien het tot de mogelijkheden behoorde, hij zelf slagen zoude met den Photoheliograaph. En aan den anderen kant was zijne overtuiging gevestigd, dat men daarbij veel zekerder en meer te vertrouwen uitkomsten zoude verkrijgen, dan met de andere middelen, die hij had aanbevolen, om zich althans meerdere zekerheid te verschaffen van ten minste eenige afbeeldingen te verkrijgen.