Het kaauwen van betel of sirie is in een zeer groot deel van Azie veel algemeener dan bij ons het tabaksrooken. In de belangrijke schetsen uit de reis van HERMAN VON SCHLAGINTWEIT, op het vasteland van Indie ¹), komen onder anderen over de betelplant en haar gebruik berigten voor. De betel behoort tot de pepergewassen en levert het blad, hetwelk in Britsch Indie en op de Oost-Indische eilanden dient tot omwikkeling van dunne schijven van de arekanoot ²) met een weinig kalk, dat zoo gekaauwd wordt als eene aromatische en sterk bijtende specerij, waaraan tevens een weinig verdoovende (narkotische) krachten eigen zijn. De betelpeper is een gewas, uitsluitend aan de keerkringslanden eigen, daar zij alleen langs de kusten aldaar gekweekt kan worden en op eenige hoogte ontwijfelbaar zoude mislukken. Ook wordt zij bij hare kweeking tegen den al te sterken gloed der zonnestralen en tegen de nachtelijke koude door aanplanting onder boomen beschut. Men weet, dat ook tusschen de keerkringen de koude ’s nachts door de daar zeer sterke uitstraling der warmte uit de aardsche voorwerpen, naar evenredigheid van de hitte des daags, dikwijls zeer gevoelig kan zijn, zoodat bij den mensch vele ziekten daar werkelijk uit gevatte koude ontstaan. In Bengalen, hetwelk men als de noordelijke grens der betelkultuur kan aannemen, wordt zij in eene soort van hutten gepoot en tegen de uitersten van koude en hitte zorgvuldig bewaard. Het uitwendige van zulk eene hut moge ruw en onaanzienlijk zijn, het inwendige is, naar de beschrijving van SCHLAGINTWEIT, van eene verrassende schoonheid, daar de bevallige vormen der rankende betelstengen en het helder groen der vaak digt bij elkander gegroepeerde bladeren een uitnemend fraai gezigt opleveren, waarvan het genot alleen door de vochtige en benaauwde temperatuur dier ruimten verminderd wordt. Volgens MEIJEN , Reize, om de aarde, II, bl. 224 volg., wordt op het eiland Luçon de betel mede gekweekt en te Manilla zeer algemeen gebruikt, nagenoeg op dezelfde wijze, door de arekanoot in kleine langwerpige stukjes te verdeelen, de betelbladen op de binnenzijde te bestrijken met wat ongebluschten kalk, die van koralen en oesterschelpen gebrand is, en in smalle bandvormige strepen zamen te leggen, in welke men vervolgens het stukje arekanoot zeer handig wikkelt. Men noemt dit een buyo. In ieder huisgezin heeft men een klein kistje of een bord, waar de toebereide buyo’s voor den dag bewaard worden, en men biedt ze ieder die komt aan, bijna als bij ons een snuifje of een pijp. Zij, die reizen of in de open lucht arbeiden, dragen doozen of zakjes bij zich, in welke zij de buyo’s bewaren. Behalve de inboorlingen , hebben vele Spanjaarden en andere Europeanen zich het kaauwen van de betel aangewend en het vertier van dit artikel van weelde is onbeschrijfelijk groot. Op alle markten en straten wordt de buyo verkocht. Op de haciendas (landhoeven) van het eiland wordt soms aan het volk , als dagelijksch arbeidsloon, eene zekere hoeveelheid rijst en een aantal sigaren en buyo’s gegeven.