Het is bekend, dat de snelheid van ontwikkeling in het plantenrijk dikwijls allerbelangrijkst en veel grooter dan in het dierenrijk is. Verschillende merkwaardige voorbeelden zijn daarvan opgeteekend. Zoo bereikt de wonderboom ( Ricinus communis) in drie maanden tijds meermalen eene hoogte van 16 tot 18 voet. De hennep ( Cannabis sativa) kan binnen de 24 uren vier oude duimen in lengte toenemen. De heer HARTING zag in 24 uren tijds een stengel van de heggerank of wilde wijngaard ( Bryonia alba) 191, en een van de hop ( Humulus Lupulus) 179 streep langer worden (vergel. Album der Natuur 1854, bl 149—150); terwijl, wanneer men zich de opgewonden stengen van laatstgenoemde plant in eene regte lijn uitgestrekt denkt, deze in 4 maanden eene lengte van 30 tot 40 voet bereiken. Ook andere klimplanten erlangen vaak eene aanzienlijke ontwikkeling in lengte, zooals wij in de gelegenheid zijn dit jaarlijks bij Cobaea scandens, bij onze kalabassen (Cucurbita’s) enz. op te merken. Bekend om den snellen wasdom van zijnen bloemstengel is ook de anders zich tamelijk traag ontwikkelende zoogenaamde honderdjarige, verkeerdelijk aldus genoemde Aloë (Agave americana), die aan de oevers van do Middollandsche zee binnen ruim eene maand tijds eene bloemsteng van 30 voet vormt. Meer dan eens werd die snelle wasdom in onze plantentuinen nagegaan; men kwam daarbij tot verschillende, dikwijls hooge cijfers; het hoogste is waarschijnlijk wel dat, hetwelk door den hoogleeraar N. L. BURMAN wordt vermeld, die zulk een bloemsteng in 24 uren vijf voet in de lengte zag toenemen. (Zie H. C. VAN HALL, Handboek der Kruidkunde, 1846, bl 194). Zeer merkwaardig is ook de groei bij de bamboe’s (Bambusa’s), zooals uit de volgende opgaven kan blijken: Wijlen hoogl. CH. MORREN zag een bamboes ( Bambusa arundinacea) in eene der warme kassen van den plantentuin te Luik in 9 maanden tijds tot eene hoogte van 32 voet opschieten.