„..... Drie nachten geleden bragt ik twee dagen en een nacht op den top van de Pimené, op 8200 voet hoogte, door. Ik beklom hem zwaar beladen met een buks, barometer, teleskoop en andere instrumenten, terwijl Laurent tegen den nacht met mijn slaapzak en proviant aankwam. Bij het aanbreken van den dag keerde Laurent terug, daar hij bezig is een schuur en stal te bouwen, maar ik bleef er nog tot aan het midden van den dag, toen een dreigend onweder mij tot den terugtogt dwong. Een zeer zonderling voorval had plaats, dat ik ter naauwernood mag verwachten dat gij gelooven zult; inderdaad ik zoude dengenen, die mij hetzelfde vertelde, niet gelooven. Toen ik den Pimené verliet, had ik gelegenheid nog eenen tweeden iets lageren top van denzelfden berg te beklimmen om daar eenige waarnemingen te herhalen, welke ik bij de beklimming gedaan had. De weg leidde over eene sneeuwhelling, en toen ik den top naderde, hoorde ik een geluid, dat mij toescheen een hevig kraken te zijn van de riemen op mijnen rug; althans, daar ik zwaar beladen was en het gewigt op mijnen rug voelde, was dit mijne eerste gedachte. Toen ik den top bereikte, nam het geraas toe, en, toen ik de buks had afgenomen, die over mijnen rug hing, maakte deze zulk een geraas, dat ik meende, dat zij op het punt was van af te gaan. Zij was geladen, maar hoewel ik wist, dat dit onmogelijk was, kon ik toch niet nalaten haar van mij afgekeerd te houden. Het geraas was alsof een groote bij of kever in de loopen was geraakt en nu poogde daaruit te ontsnappen. Ik schudde de buks om hem er uit te schudden, en, zoodra de loopen naar den grond gerigt waren, hield het geraas op, maar begon dadelijk weder op nieuw, toen ik haar omhoog hield. De lucht was zeer beladen met onweerswolken, en er waren twee of drie onweersslagen gevallen. Toen kwam ik op het denkbeeld, dat het verschijnsel door de elektriciteit kon zijn veroorzaakt. Ik stelde den sympiesometer op om daarop te zien; deze maakte hetzelfde geraas als mijne buks, maar minder luid dan deze. Het geraas geleek veel op dat, hetwelk ontstaat, wanneer men een metaaldraad bij eenen elektrischen conductor brengt, maar niet nabij genoeg om dezen zich te doen ontladen. Ik ben voor mij zelven overtuigd, dat dit de oorzaak was, en ik wenschte wel, dat ik eenige meerdere proeven had genomen, doch, zoodra ik tot die overtuiging was gekomen, haastte ik mij om uit de nabijheid van een welligt dreigend gevaar te geraken. Toen ik een weinig was afgedaald, hield het geraas op, en ik kon mijne buks ophouden zonder er verder iets van te bemerken. Er was geen wind en bijna geen regen. Het onweder bereikte Gavarnie niet, maar te Barôges was het, naar ik verneem, zeer hevig.”