Bij de verschillende plantaardige zelfstandigheden, welke in onderscheidene streken onder den naam van Manna bekend zijn (zie Album der Natuur, 1862, bl. 121—126) moet nu nog, volgens een in 1862 te Athene uitgekomen belangrijk werkje van THEODOR VON HELDREICH, die Nutzpflanzen Griechenlands p. 6., gevoegd worden de aardamandel of Cyperus esculentus, eene plant, oppervlakkig op eene rietgrasof zeggesoort (Carex) 1) gelijkende, doch met onderaardsche eetbare knollen, in smaak gelijkende op amandelen, waarin tot 28 pCt. olie, evenals zoete amandelolie, gevonden wordt. Deze aardamandel wordt in Griekenland, even als elders in het zuiden van Europa, veel gegeten en draagt in Griekenland nog heden den naam manna. VON HELDREICH vraagt, of deze, in zandigen woestijngrond welig groeijende, plant welligt de echte manna der Hebreërs zoude zijn? Zonder dit voor bijzonder waarschijnlijk te houden, meende ik het echter, in verband met de aangehaalde vroegere opgaven, te moeten vermelden.