In het in October 1864 uitgegeven nommer van > The Natural History Review” vindt men, bij gelegenheid eener beoordeeling van A. KÖLLIKER’S redevoering over de Darwiniaansche scheppingstheorie, de volgende, in vele opzigten merkwaardige woorden; «Hetgeen den schrijver dezer beoordeeling het meest trof bij het bestuderen van de » Origin of Species” ¹) was de overtuiging, dat Teleology [dE leer der doeleinden], zoo als zij gewoonlijk opgevat wordt, haar doodsteek ontvangen heeft door de handen van den heer DARWIN. Want het teleologisch betoog loopt op de volgende wijze af: een orgaan of een bewerktuigd wezen is juist ingerigt tot het vervullen eener verrigting of bestemming; daarom is het bepaaldelijk zamengesteld om die verrigting te volvoeren. In PALEY’S bekend voorbeeld tot opheldering wordt de geschiktheid van al de deelen van het horlogie, tot het doel om den tijd aan te wijzen, aangemerkt als het blijkbaar bewijs, dat het horlogie bepaaldelijk voor dat einde gemaakt was, op grond dat do éénige oorzaak, die wij kennen als in staat om zulk een uitwerksel voort te brengen gelijk een horlogie, dat den tijd aanwijst, slechts in een werkend verstand kan gezocht worden, dat de middelen aan dat doel doet beantwoorden. Veronderstel echter, dat iemand had kunnen aantoonen [that any one had heen able to show), dat het horlogie niet onmiddollijk door iemand gemaakt was, maar dat het voortgebragt was door de wijziging van een ander horlogie, dat slechts onvolkomen den tijd aanwees ( which hept time but poorly), en dat dit wederom van een werktuig afkomstig was, ’tgeen naauwelijks den naam van een horlogie kon dragen, ’t geen geone cijfers op de wijzerplaat en slechts rudimentaire wijzers had; en dat van daar, stap voor stap teruggaande in het verloop van tijd, wij eindelijk kwamen tot een rondgaand rad als eerste begin van het geheele werkstuk; en verbeeld u, dat het mogelijk geweest was aan te toonen, dat al deze veranderingen ontsproten waren, in de eerste plaats van eene neiging der structuur om in oneindige verscheidenheid gewijzigd te worden (a tendency of the structure to vary indefinitely), en in de tweede plaats, van iets in de omgevende wereld, ’tgeeu al de afwijkingen deed zamenloopen tot die rigting, dat er een naauwkeurige tijdmeter uit voortkwam, en dat alle andere rigtingen tegenwerkte, dan is het klaar, dat de kracht van PALEY’S betoog verdwenen zou zijn. Want het zou bewezen zijn, dat een toestel geheel bekwaam tot een bijzonder doel even goed het voortbrengsel kon zijn van eene wijze van proefneming en van dwaling, voortgebragt door krachten zonder verstand, als van de onmiddellijke aanwending van hetgeen tot dat doel geleiden kon, door tusschenkomst van een verstandig werkend beginsel.