Onder de planten onzer tuinen is het lieve vrouwen bedstroo of welriekend Ruwkruid (Asperula odorata) zeer bemind om hare bevallige gedaante, met geregelde kransen van 6—8 kleine lancetvormige bladen, fijne, vierdeelige, sneeuwwitte bloemen en stekelharige vruchtjes, vanwaar en van bet ruwe op den rand der bladen, de naam Ruwkruid (Asperula) afkomstig is. De aangename geur van het blad, dat aan het droog wordende kruid wel 4—6 weken merkbaar is, maakt het zeer geschikt om het in bundeltjes neder te leggen, ten einde stank weg te nemen. Het wordt in Duitschland onder den naam van Waldmeister zeer algemeen gebruikt in kruiderwijn en zoogenaamden meidrank, en maakt ook bij ons een zamenstellend deel van kruiderwijn uit. De naam lieve vrouwen bedstroo is waarschijnlijk aan do aangename geur van dit kruid te danken, maar er werden ook (en ik vind dit vermeld bij GEORGE HESEKIEL, der Patricier und sein Haus, Berlin 1861, p. 135—136), andere goede hoedanigheden aan dit gewas toegeschreven.