Het eiland Bali was aan de vroegere bezitters van Java in de tijden der Oost-Indische compagnie betrekkelijk beter bekend dan aan de lateren, of liever het verkeer met Bali was vroeger veel levendiger dan in latere tijden. De werken van VALENTIJN en RUMPHIUS geven daarvan voldoende bewijzen. Voor de 19de eeuw waren het vooral soldaten, die op Bali aangeworven werden, en slaven in groote menigte, bijzonder vrouwen, die in Europesche huizen zeer gezocht waren. Nog heden ten dage heet eene streek met een dorp bij Batavia „het Balische dorp of de Balische voorstad.” Dat alles is sedert lang opgehouden en met de vele politieke veranderingen, welke de revolutie ook voor Java en de Indische bezittingen in ’t algemeen ten gevolge had, kwamen de betrekkingen met Bali geheel op den achtergrond. Het hoofdoogmerk van Holland was het behouden en later het herwinnen zijner koloniën. Eerst in den laatsten tijd is de opmerkzaamheid weder op dit schoone en merkwaardige eiland gevestigd. De heer H. ZOLLINGER, die voor het eerst in 1845 Bali bezocht, in 1846 den geheelen veldtogt tegen Boeliling modemaakte, die later meermalen dit eiland bereisde en onder anderen met den heer BLOEMENWAANDERS het Bator-gebergte beklom, heeft in zijne nagelatene papieren over dezen laatsten togt eene algemeene beschrijving van het eiland gegeven, die wij om hare klare en juiste opvatting belangrijk genoeg achten om aan onze lezers mede te deelen.