Opwerkende naar de reede van Makassar, op Vrijdag den 25 Mei 1849, werd door mij ’s namiddags te 5,45 uur een vurig verschijnsel in het luchtruim waargenomen in het Z.W. t. W. ½ W., dat een vertikalen boog van omstreeks 20° tot de kim beschreef, eene vurig witte streep over die lengte achterlatende, die gedurende omstreeks 10 minuten eenen onveranderlijken stand behield, doch na zonsondergang zigzagsgewijze van gedaante veranderde en eene grijze blaauwachtige tint bezat, tot zij langzamerhand verflaauwde en geheel verdween. Dit verschijnsel werd op hetzelfde tijdstip, doch in het Z.W. t. W. waargenomen aan boord van Z. M. schooner Aruba en de kotterkruisboot, welke zich in den Spermonde-archipel bevonden. Later deelde de gezagvoerder JUTTING van de koopvaardijschooner Mercurius mij mede, dat hij zich den 25 Mei tusschen 5 u. 30 m. en 6 uur bevond in 115° 50' L. O. van Grw. en 8’ 10' Z. Br., dus regt benoorden straat Lombock en iets bew. het Z.W. een dergelijk verschijnsel had waargenomen, dat zich op dezelfde wijze had voorgedaan.